Sławomir Mrożek (1930-2013)
‘Die neem ik’, zei de koper in het Engels en hij wees op de hengst.
‘Hij zegt dat hij die neemt’, vertaalde ik voor de baas van de paardenstoeterij overeenkomstig mijn rol van tolk.
‘Dat zal niet gaan, die is al verkocht.’
‘Ik ben helemaal nog niet verkocht’, zei het paard in onvervalst Pools.
‘Wat zei die?’ vroeg de koper.
‘Doet er niet toe’, zei de baas. ‘Soms kraamt hij onzin uit.’
‘Dat paard of anders helemaal niks’, zei de Amerikaan en hij hield zijn poot stijf. ‘Een mooi paard dat ook nog eens kan praten.’
De baas van de paardenstoeterij nam mij terzijde.
‘Dat paard kan ik nu juist niet verkopen, want het is geen paard.’
‘Wat is het dan wel?’
‘Twee agenten van de geheime dienst verkleed als paard, nog van vóór de revolutie. Iedere keer als onze Generalissimus een ritje te paard wilde maken, besteeg hij hen, dat wil zeggen: hem. Een persoonlijke lijfwacht.’
‘Wat doen ze hier dan nog?’
‘Ze verbergen zich. U zult begrijpen, nu na de revolutie hebben gewezen agenten van de geheime dienst geen gemakkelijk leven.’
Ondertussen kwam het paard-niet-paard bij ons staan.
‘Maak het nou, zeg’, zei hij tegen de baas. ‘Dit is onze enige kans om in Amerika te komen.’
‘Spreekt dat paard ook Roemeens?’ vroeg de Amerikaan, die wat dichterbij was komen staan.
‘Nee, alleen Pools. Waarom vraagt u dat?’
‘Ik ben vertegenwoordiger van een organisatie die een economisch hulpprogramma organiseert voor de landen in Oost-Europa. Dat paard sturen wij naar Roemenië voor het fokken, om het fokken van paarden daar op een hoger peil te brengen.’
‘Ik dank je de koekoek’, zei het paard en maakte zich uit de voeten.
‘Wat zei hij?’ vroeg de Amerikaan me.
‘Dat hij zo terugkomt’, loog ik. Uiteindelijk zijn dit onze zaken.
[uit: Een paard dat Pools praat en andere verhalen uit Midden- en Oost-Europa, uitgeverij Het Wereldvenster, 1998]